De Tampa Bay Buccaneers hebben voor de tweede keer in de clubhistorie de Super Bowl gewonnen. In Tampa, waar het thuisteam voor het eerst in de geschiedenis ook zelf in de finale stond, won de thuisformatie uiteindelijk met 31-9. Daarmee pakte de strategie om quarterback Tom Brady een contract aan te bieden goed uit.
De Tampa Bay Buccaneers liepen in de eerste helft uit naar een 21-6 voorsprong. Quarterback Tom Brady gooide drie touchdown passes in de eerste twee kwarten, waaronder twee naar zijn favoriete doelwit Rob Gronkowski.
De Kansas City Chiefs kwamen als eerste op het scorebord met een fieldgoal, maar hadden moeite om in hun spel te komen. Door het ontbreken van left tackle Eric Fisher stond quarterback Patrick Mahomes voortdurend onder druk.
Bovendien werd de secondary van de ploeg van Andy Reid keer op keer op overtredingen betrapt. Een pass interference call op Terrance Mathieu leidde zo tot de laatste touchdown voor de rust; een pass van Brady op receiver Antonio Brown.
In de tweede helft liet Patrick Mahomes zien over een leeuwenhart te beschikken, maar hij werd niet echt geholpen door teamgenoten. Een aantal aanvallen eindigden op fourth down, omdat de beoogde receiver de bal niet vast wist te houden.
Tampa Bay scoorde nog een rushing touchdown via Leonard Fournette en een lange field goal. Die klap kwamen de Chiefs niet meer te boven. Een laatste wanhoopspoging van Mahomes werd in de endzone onderschept door de scherpe verdediging van Tampa Bay.
Door de overwinning wint Brady zijn zevende Super Bowl ring. In totaal stond hij tijdens zijn loopbaan tien keer in de eindstrijd.